Geschiedenis van de coupe anatomie en de aansluiting op de coupe radiologie

Op onze ledenvergadering van 14 December jl. was het thema Van anatomie tot MRI.

Een ‘oud’ vak als de anatomie heeft een lange historie, maar het heeft ook nog een springlevende recente geschiedenis. Er vinden nog steeds nieuwe ontwikkelingen in de anatomie plaats, zo lieten de sprekers van deze dag zien.

De eerste spreker was professor dr. ir. F. W. Zonneveld over de geschiedenis van de coupe-anatomie en de aansluiting daarvan op de coupe radiologie. De omwenteling van de projectie radiologie, zoals de conventionele röntgenopnames, naar de coupe radiologie, zoals de klassieke tomografie, de echografie, de CT- en MRI-techniek en ook de nucleaire beeldvormingstechnieken PET en SPECT, met name in de tweede helft van de vorige eeuw, bracht een hernieuwde aandacht voor de coupe-anatomie met zich mee. Zonneveld liet zien dat deze coupe-anatomie al een veel langere geschiedenis heeft dan bij oppervlakkige beschouwing vermoed wordt.

Hieronder vindt u een abstract van zijn lezing, zoals hij die op de ledenvergadering heeft voorgedragen.

Samenvatting Geschiedenis van de coupe anatomie en de aansluiting op de coupe radiologie 

Hoewel Da Vinci en Vesalius ook enkele voorbeelden van coupe anatomie hebben achtergelaten kwam de techniek pas echt op gang door het werk van  De Riemer (1818) die door bevriezing het anatomisch preparaat in een conditie bracht dat het zonder problemen kon worden doorgezaagd. In de tweede helft van de 19e eeuw is deze techniek ook door anderen toegepast (Pirogoff, Braune, Rüdinger en Macewen). In 1895 heeft Gerota de fixatie met formaline geïntroduceerd waardoor coupe anatomie ook bij kamertemperatuur mogelijk werd. Deze techniek werd door Jackson (1901) nog verbeterd door de intra-arteriële injectie van formaline. Ook hier volgden weer anderen (Selheim en Potter). In 1911 waren Eycleshymer en Schoemaker de eersten die radiografie gebruikten voordat ze begonnen met het maken van de coupes. Hierna beleefde het bevroren preparaat weer een revival omdat met ontdekt had dat het polijsten van het oppervlak zeer kleine anatomische details zichtbaar kon maken (Tunis 1909). Dit werd later de “milling technique” genoemd. Deze techniek werd toegepast door Rabischong (1975) waarbij van tevoren tomogrammen werden vervaardigd om het juiste snedevlak te bepalen. Het resultaat was een atlas op film met de klassieke tomogrammen naast de anatomische coupes. De radioloog Jacqueline Vignaud was hierbij betrokken.

Zodra de ultrageluid tomografie z’n intrede deed werd ogenblikkelijk de atlas van Eycleshymer en Schoemaker van stal gehaald en in 1970 herdrukt. Vlak daarna konden ook de gebruikers van de CT-scanner deze atlas benutten. In 1980 werd voor het eerst een CT-scanner (EMI 5005) gebruikt om de juiste plek van de coupes te bepalen (Thompson & Hasso). Hoewel de milling techniek niet verdween, kwam er de cryomicrotomie bij omdat Ullberg (1977) daar een prachtig apparaat voor had bedacht; de cryomicrotoom; die hij gebruikte voor autoradiografie van proefdieren (verspreiding van radioactieve stoffen in het proefdierlichaam fotograferen met behulp van contactopnames). Dit apparaat bleek prima geschikt voor het maken van opnamen van coupe anatomie. Wilbrand was daarmee begonnen en ik heb hem daarin gevolgd (1987) maar ook Rauschning (1986) heeft er uitgebreid gebruik van gemaakt voor de wervelkolom. In samenwerking met Hillen hebben we de Elsevier anatomische atlas op CD gemaakt waarbij de coupes vergeleken worden met CT-coupes en MRI-coupes (1993-1998).

In de periode 1986-1995 heeft Victor Spitzer, samen met de U.S. National Library of Medicine, het Visible Human Project gerealiseerd waarbij met behulp van de milling techniek de complete lichamen van een man en een vrouw in de vorm van coupe anatomie in het axiale, coronale en sagittale vlak werden vergeleken met overeenkomende coupes van CT en MRI-scans. Van de anatomische coupes zijn ook 3-D beelden gereconstrueerd. Ook Kretschmann en Weinrich (1996) hebben de anatomische coupes gesegmenteerd en daaruit weer driedimensionale vormen gereconstrueerd van het brein. Zij deden dit echter met veel meer gevoel voor detail.

Als variant op de coupe anatomie wil ik tenslotte nog noemen de transparante coupes van Gunther von Hagens (einde negentiger jaren) waarbij het vet doorzichtig is geworden. Dit geeft een speciale dimensie aan de spiergroepen.

Na 2000 is er een groot aantal atlassen verschenen die niet apart behandeld kunnen worden.