Worstelen met originaliteit.

Op 16 september 2019 jl. gaf Joris Vandendriessche tijdens het History, Health and Healing symposium in Utrecht een prachtige lezing over piraterij en kopiëren in de 19e eeuwse medische literatuur. Zijn betoog kunt u hier nog eens rustig nalezen. 

Worstelen met originaliteit. Piraterij en kopie in de 19de-eeuwse medische literatuur van de Lage Landen
In 1834 publiceerde de Franse arts Joseph-Henri Reveillé Parise een erg succesvol boek over  de ‘fysiologie en hygiëne van mannen die zich wijden aan het werk der geest’.[1] Dit eigenaardig boek beloofde geleerden een lang en gezond leven, ten minste als zij een bepaalde levensstijl zouden volgen. Die levensstijl had Reveillé-Parise weten te deduceren uit de biografieën van beroemde mannen, uit de medische literatuur en uit zijn eigen medische praktijk. Van het boek verschenen drie edities – of eigenlijk vier. Want nadat het boek succes had gekend in Parijs, verscheen in 1840 een vierde editie in Brussel bij de Universele Bibliotheek van Mary-Müller, een van de grootste Belgische uitgeverijen in een bloeiende industrie van nadruk. Het ging om wat wij vandaag ‘piraterij’ zouden noemen: het herdrukken en verspreiden van boeken en tijdschriften zonder toestemming van de oorspronkelijke uitgever of auteur.
In de 19de eeuw waren dergelijke publicatiepraktijken minder controversieel dan vandaag: heel wat buitenlandse boeken en tijdschriften – van medische en van andere aard – werden herdrukt omdat er geen internationaal copyright bestond. Dat zou pas geleidelijk worden onderhandeld, eerst door bilaterale akkoorden tussen landen, nadien via internationale congressen.  
In het geval van Reveillé-Parise echter had de Brusselse uitgever het wel erg bont gemaakt. Hij claimde immers dat de nieuwe editie ‘gecorrigeerd en verbeterd’ was door de auteur, maar Reveillé-Parise was hoegenaamd niet betrokken geweest. Mede daarom leidde de kwestie tot een protestartikel in de Parijse medische pers.[2] De journalist, die de Belgische nadrukkers in het artikel toespreekt, erkende eerst de onmogelijkheid de nadrukken te verhelpen: ‘stel jullie tevreden met stelen van ons’, zo schrijft hij. Maar vervolgens uit hij wel zijn ongenoegen over de suggestie dat Reveillé-Parise de Belgische piratenversie zou goedkeuren: ‘maak hen [de auteurs] niet medeplichtig aan jullie misdaden’. De slechte uitgave van het boek, vol drukfouten, zo sloot hij af, kon nooit gebeurd zijn met de medewerking van de auteur.
 In deze presentatie zal ik niet ingaan op de inhoud van het boek. Ik zal jullie de geheimen niet verklappen over hoe jullie een gezond en lang leven moeten leiden als mannen – en vandaag ook vrouwen – toegewijd aan het werk der geest. Daarvoor moeten jullie het boek lezen. Ik wil het wel hebben over de geschiedenis van het publiceren in de geneeskunde, en in het bijzonder over het herdrukken en hergebruiken van teksten – het onderwerp van een project dat ik als postdoctoraal onderzoeker van het FWO Vlaanderen aan de onderzoeksgroep Cultuurgeschiedenis van de KU Leuven uitvoer. Een project waarin ik de grijze zones van copyright onderzoek en greep probeer te krijgen op de conventies rond toegang tot kennis in de 19de eeuw.
Dat lijkt misschien een erg specifiek thema, maar in feite zijn de vragen die ik wil beantwoorden ruim: aan wie behoort medische kennis toe? Wie heeft er recht op? Wie is ‘eigenaar’ van medische wetenschap? Door de grenspraktijken in het wetenschappelijk publiceren te onderzoeken kunnen we op die vragen een antwoord bieden. Mijn doel met deze lezing is om jullie met een andere blik, en vooral met meer nuance, naar het fenomeen ‘piraterij’ te laten kijken. Niet alleen als iets moreel laakbaar of iets ‘illegaal’, maar ook als een vernieuwende kracht op het niveau van kennisverspreiding – in welke zin vernieuwend, daar ga ik dadelijk verder op in.
 
Imitatie en autonomie
Maar laten we eerst eens de blik op Nederland richten. Net als België (of de Zuidelijke Nederlanden) hadden ook de Noordelijke Nederlanden (vanaf de 19de eeuw: het Koninkrijk der Nederlanden) een povere internationale reputatie in de uitgeverswereld. De Lage Landen stonden als geheel bekend om hun piraterij van buitenlandse werken. Toch was de situatie in het Noorden anders: hier werden geen Franse teksten herdrukt, maar verschenen wel Nederlandse vertalingen (opnieuw zonder toestemming van de auteur) van buitenlandse handboeken en artikels. Daar zaten ook heel wat medische teksten tussen, bijvoorbeeld de teksten die verschenen in het Praktisch tijdschrift voor de geneeskunde in al haren omvang, dat in 1822 werd opgericht en geredigeerd werd door de Nijmeegse artsen Cornelis Van Eldik en Anthonij Moll. Zij ambieerden een tijdschrift dat nieuwe en ‘praktische’ kennis zou verzamelen voor drukke plattelandsartsen die zelf geen tijd hadden om de buitenlandse literatuur bij te houden. De meeste artikels waren vertalingen van Duitse artikels; soms voegden Van Eldik en Moll excerpten samen tot nieuwe bijdragen in eigen naam. Een artikel ‘Over bloedzuigers’ bijvoorbeeld bestond uit een samenraapsels van vertaalde alinea’s uit drie Duitstalige artikels over dit onderwerp uit de vroege jaren 1820. Tegelijkertijd kwam er kritiek. De redacteurs van een ander blad, de Geneeskundige bijdragen protesteerden tegen de ‘slaafschen geest van navolging’ die sprak uit het Praktisch tijdschrift. De kritiek was dat wie zich te veel op het buitenland richtte, dat wie ‘zich buigt voor het dikwijls dubbelzinnig gezag van vreemdelingen’, de eigen wetenschappelijke productie van de natie geen recht deed. Dat was juist de bedoeling van de Geneeskundige bijdragen die exclusief originele bijdragen….

Hier kunt u verder lezen of het hele artikel (PDF) afdrukken

[1] J.H. Reveillé-Parise, Physiologie et hygiène des hommes livrés aux travaux de l’esprit (Paris: Dentu, 1841).
[2] ‘Sur les contrefaçons belges de nos livres de médecine’, Bulletin général de thérapeutique médicale et chirurgicale 18 (1840): 135–36.